Sinds het begin van de 17de eeuw, toen Chinees porselein in grote hoeveelheden uit het Verre Oosten kwam, raakten de Europeanen gefascineerd door de blauw-witte kleuren. In een oud postkantoor in Kopenhagen werd op 1 mei 1775 een porseleinfabriek opgericht door chemicus Frantz Heinrich Müller, die die wilde proberen deze Chinese kwaliteit te evenaren.
In 1779 had de fabriek financiële problemen. Er waren te veel voorraden en er werd te weinig verkocht. koning Christiaan VII nam het bedrijf over en koningin Juliana Maria werd beschermvrouwe. Müller kreeg een monopolie om 50 jaar lang porselein te maken. De eerste bestelling was een dinerservies voor de koninklijke familie. Het logo is de koninklijke kroon met daaronder drie blauwe golven die symbool staan voor de Sont, de Grote Belt en de Kleine Belt.
In 1780 werd op de eerste verdieping van de fabriek een winkel geopend. Een van de grote klanten was Lord Nelson, die in 1801 in Kopenhagen was na de Zeeslag bij Kopenhagen, en servies kocht voor een bedrag gelijk aan zestien jaarsalarissen van een dienstmeid. In de fabriek werkten toen ongeveer 125 mensen.
In 1790 werd in opdracht van de koning het bekend geworden florale motief Flora Danica op de markt gebracht, geïnspireerd op het boek Flora Danica waarin ruim 700 verschillende in Denemarken of Noorwegen voorkomende plantensoorten zijn opgenomen.
In het begin van de 19de eeuw werd de winkel zo verbouwd dat hij op de begane grond kwam, waarna er ook speciale exposities werden gehouden. Er werd toegang geheven, deze inkomsten gingen naar een personeelsfonds. De winkel was de trots van de stad en trok op zaterdagen ruim 1000 bezoekers.
In 1851 deed Royal Copenhagen mee aan de eerste Wereldtentoonstelling in Londen.